Page tree
Skip to end of metadata
Go to start of metadata

De volgende DNS records kan je aanmaken en beheren via jouw klantaccount:

  • A-record: Hiermee koppel je een domeinnaam of subdomein aan het IPV4 adres van een server. Dit kan bijv. een webserver of mailserver zijn. Zo wordt het A-record gebruikt om je website bereikbaar te maken via je domeinnaam. Bij dit type record kan je alleen IPV4 adressen invoeren. De A van A record staat voor Address.
  • AAAA-record: Dit record is net als het A-record, alleen verbind je hiermee een domeinnaam of subdomein aan het IPV6 adres van een server. Bij dit type record kan je dus alleen IPV6 adressen invoeren.
  • ALIAS-record: Dit type record kan je gebruiken om een IP adres als hostnaam op te geven. In tegenstelling tot een CNAME record kan je een ALIAS record ook instellen voor je hoofddomeinnaam jouwdomeinnaam.nl en deze verwijzen naar een ander (sub)domein.
  • CAA-record: Met dit record kun je aangeven welke certificate authority certificaten mag uitgeven voor je domein. CAA staat voor Certification Authority Authorization.
  • CNAME-record: Een Canonical Name-record of CNAME-record is een type DNS-record waarmee een aliasnaam wordt verbonden aan een echte (canonieke) domeinnaam. Een CNAME-record wordt meestal gebruikt om een subdomein naar een ander (sub)domein te laten wijzen. Zo kan je bijv. www.jouwdomeinnaam.nl laten wijzen naar de website op je hoofddomeinnaam jouwdomeinnaam.nl.
  • DKIM-record: Een DKIM-record is een TXT-record. DKIM is een techniek waarmee bij het versturen van een e-mail een digitale handtekening wordt meegestuurd. In het DKIM-record zet je een  bijbehorende publieke sleutel die ontvangende mailservers kunnen gebruiken om jouw digitale handtekening te valideren. DKIM staat voor DomainKeys Identified Mail.
  • MX-record: Dit type record geeft aan welke mailserver het e-mailverkeer voor de betreffende domeinnaam afhandelt. In geval van meerdere mailservers, maak je per mailserver een MX-record aan. Met de prioriteit van een MX-records geef je de volgorde van e-mail afhandeling aan. Als de mailserver met bijv. prioriteit 10 niet bereikbaar is, dan neemt de mailserver met de volgende prioriteit bijv. 20 de e-mail afhandeling over. MX staat voor Mail Exchange.
  • NS-record: Met nameserver records kan je voor subdomeinen instellen om andere nameservers te gebruiken dan de nameservers van je hoofddomeinnaam.
  • SPF-record: Een SPF-record is een TXT-record. In het SPF-record omschrijf je welke servers namens de domeinnaam e-mails mogen verzenden. Een ontvangende server kan o.a. op basis van het SPF-record besluiten om een e-mail door te laten, te markeren als onveilig of helemaal te weigeren. Als je met je domeinnaam mailt, zorg er dan voor dat er een SPF-record staat bij de domeinnaam om te voorkomen dat je mails als spam worden gemarkeerd. SPF betekent Sender Policy Frame.
  • SRV-record: Een SRV record wordt gebruikt om binnen de DNS zone, een domeinnaam te koppelen aan een server welke een bepaalde service levert. Denk hierbij aan Session Initiation Protocol (SIP). Ook als je Office365 aan je domeinnaam wilt koppelen, zal je SRV records moeten aanmaken. SRV-record staat voor Service Resource Record.
  • SSHFP-record: Met dit record kunnen systeembeheerders aangeven welke SSH fingerprint bij een hostname hoort. Bij het inloggen via SSH controleert de cliënt of de fingerprint van de hostname klopt met hetgeen hij verwacht.
  • TLSA-record: Met dit record wordt de fingerprint van een SSL/TLS-certificaat opgeslagen in de DNS van je domeinnaam. TLSA staat voor Transport Layer Security Authentication.
  • TXT-record: Met dit type record kan je informatie geven aan de server die het record opvraagt. Een TXT-record kan gebruikt worden voor verificatie van bepaalde diensten. TXT staat voor Text.
  • No labels